‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ is misschien wel de allerberoemdste regel uit de Nederlandse literatuur. Het is een bekend gezegde geworden. Na de winter komt telkens weer een nieuwe lente. In die nieuwe lente maakt alles weer een nieuwe start.
In de winter hebben we in de koude kas tuinbonen, koolplantjes en tuinkruiden voorgezaaid. Dat is de oude methode ‘weeuwenteelt’ en ‘vrijstersteelt’: ‘s winters voorzaaien om in het voorjaar een vroege oogst te krijgen. Iedere week planten we een paar rijen jonge groenten uit in de volle grond, om ook het oogsten voor de Voedselbank te spreiden. De tuinbonen en de rode boerenkool zijn echter het eerste verse groen op de Voedseltuin terwijl in de natuur pas later eetbare planten opkomen. Konijnen zijn er dol op. Daarom beschermen we de nieuwe groenten met netten tegen konijnenvraat. Terwijl de wind stevig woei, trokken we met man en macht grote netten over hoge palen. Net zo lastig als een grote tent opzetten bij veel wind. De komende weken en maanden kunnen wij onder de netten schoffelen en wieden en in porties oogsten, terwijl de konijnen vanaf de buitenkant moeten toekijken.
En die mooie regel? Het is de eerste regel van het gedicht Mei van Herman Gorter. Daarin beschreef hij in 1889 op een heel levendige manier de komst en het leven van het voorjaar. Wij kijken daar met net zoveel verlangen als Gorter naar uit.
Welkom op de Voedseltuin
‘Een droge maart is goud waard, als het in april maar regenen wil’ . Voor een wandeling over de tuin of om een helpende hand toe te steken: je vindt ons op maandag- , woensdag- en vrijdagmorgen bij de Pipowagen.